De werken van Helma Mostart herkende ik direct van het afgelopen Tekenkabinet (Amsterdam). In haar tekeningen brengt ze niet zozeer een voorstelling op papier aan, maar onthult ze als het ware licht in de duisternis. Dit doet ze door haar blad eerst met houtskool te bewerken om vervolgens al gummend en vegend een nieuwe wereld te laten verschijnen. Zelfgemaakte filmpjes en foto’s zijn meestal het uitgangspunt. Zo vertelt de kunstenaar – die ik tijdens de tentoonstelling ontmoette – over het ribbelkarton van een rol beschuit, dat al filmend bijzondere beelden opleverde. Met name de licht-donker contrasten en het vervreemdende effect spraken haar aan. Waar foto’s en filmbeelden vaak een plat karakter hebben, lijkt Mostart de platte beelden een nieuwe ruimtelijkheid te geven, waarmee ze tevens loskomt van haar inspiratiebron(-nen). Dit doet ze door enerzijds ruimtelijkheid toe te laten op het platte vlak, en anderzijds door te spelen met de drager als sculpturaal object.
In Loods 6 hangen twee grote vellen papier naast elkaar. In het bovenstaande werk lijken we naar een schutting te kijken, die tussen het hoge gras staat. Tegen de wazige, fluweelachtige, zwarte achtergrond dwarrelen witte, geometrische vormen die het meeste weg hebben van vellen papier. Deze blaadjes lijken naar beneden te dwarrelen, waarbij ze (mogelijk door de wind) verschillende posities aannemen. Door het gebruik van perspectief en het inzetten van sterke zwart-wit contrasten, lijken de witte, geometrische figuren bijna het beeld uit te dwarrelen en de ruimte van de beschouwer te betreden.
In het andere werk zijn eenzelfde witte vlakken te zien, die ditmaal niet loskomen van hun achtergrond, maar juist een relatie met hun omgeving aangaan. De ondergrond is ditmaal geen achtergrond, waartegen de witte bladen worden afgezet, maar verandert in een ruimtelijke constructie waarin de witte, geometrische vormen lijken rond te zweven. Doordat Mostart gebruikmaakt van zwarte (conté-)strepen, die ze her en der over de witte bladen heeft aangebracht, wordt het werk één geheel. De witte, perspectivische figuren veranderen in een soort vensters. Het zijn bijna lichtreflecties of ‘witte gaten’ die je naar een andere omgeving lijken te transporteren. Je wordt als kijker uitgenodigd om door deze eindeloze ruimte rond te dwalen.
Doordat de kunstenaar met houtskool werkt en daarin gumt en veegt, krijgt ze nooit het zwartste zwart, maar ook nooit het witste wit. Er blijft altijd een lichtgrijs waas achter. Het zorgt voor een zachte, wollige sfeer, die behaaglijk aanvoelt. Het zorgt ervoor dat Mostarts werken balanceren op de een grens van verschijnen en verdwijnen.
Naast de grote tekeningen staat er nog een ruimtelijke structuur. Een met houtskool betekende leporello is als ruimtelijke sculptuur op een sokkel geplaatst. Terwijl de buitenkant volledig zwart is gemaakt, is aan de binnenkant een bos te zien. Opnieuw speelt de kunstenaar met ruimtelijkheid. Als beschouwer ga je je voorstellen hoe het is om tussen de ruimtelijke constructie en het getekende bos te dwalen. Terwijl het papier voor een duidelijke begrenzing zorgt, breekt de houtskooltekening de drager open: de visuele ruimtelijkheid gaat voorbij de grenzen van het fysieke object.
Comments